Deze cuvée is een monocépage, maar de handgeplukte druiven komen wel van drie totaal verschillende terroirs. De vinificatie van deze percelen met een totaal verschillende bodemstructuur gebeurt apart. Het is pas bij de rijping dat het sap van de verschillende percelen wordt geassembleerd. De fermentatie gebeurt bij een lage temperatuur en schommelt tussen de 15 en 18 °C, hierdoor worden de aroma’s maximaal behouden. Dit proces gebeurt in grote, naar boven gerichte, rechthoekige betonnen cuves zodat het bezinksel sneller zakt. Deze wijn ondergaat geen malolactische fermentatie. De 10 maanden durende rijping op droesem gebeurt in een mix van betonnen kuipen en grote eiken vaten.